Vloekend en tierend komt Saskia van de trap. Het is weer maandagochtend. Saskia moet naar het strafkamp; zo noemt Saskia haar dagbesteding. Saskia is vijfentwintig en heeft een licht verstandelijke beperking. Ze woont al jaren op onze woongroep. Drie dagen per week gaat ze naar dagbesteding. Op de overige dagen is ze thuis. Zelf komt ze tot weinig. Huishoudelijke taakjes gaan moeizaam en altijd gepaard met gemopper. Met haar familie onderhoudt ze weinig contact. Het kost haar te veel moeite. Als Saskia kon kiezen zou ze stoppen met dagbesteding (niet specifiek deze dagbesteding maar met alle vormen van dagbesteding), haar kamer nooit meer schoonmaken en haar familie niet meer zien.
In 2020 treedt de nieuwe Wet Zorg en Dwang (WZD) in werking. Deze wet regelt het gebruik van dwang in de zorg. Het moet dwang in de zorg te beperken. Dat klinkt goed. Dwang in de zorg is immers per definitie slecht. Toch? We zien de excessen direct voor ons. Op bed vastgebonden bejaarden en gehandicapten in isoleercellen. Dat wil niemand. Maar hebben we daar een nieuwe wet voor nodig?
Dwang betekent iemand iets laten doen dat hij of zij niet wil. In zijn uiterste vorm is het per definitie gewelddadig. Bij dwang denken we daarom snel in extremen; de slavernij, maffia-afpersing en gedwongen prostitutie bijvoorbeeld. Toch komt dwang veel vaker voor dan we denken. Zo dwingen we onze kinderen ons te gehoorzamen; dwingt het UWV mijn vader te solliciteren; dwingt justitie Holleeder op zijn cel te blijven; dwong de gemeente ons af te zien van onze bouwplannen; dwingt de blauwe envelop ons een deel van ons loon af te staan. Allemaal dwang. Veelal maatschappelijk geaccepteerde vormen van dwang. Maar wat maakt nu juist deze vormen van dwang acceptabel?
Dwang kan uitsluitend plaatsvinden binnen relaties met ongelijke machtsverhoudingen. We accepteren dwang dus alleen wanneer we de onderliggende machtsverhouding aanvaarden. Dit kan een natuurlijke (ouder-kind) of een geïnstitutionaliseerde (Staat-individu) machtsverhouding zijn. Natuurlijke machtsverhoudingen hebben altijd een vloeiend karakter. Ze komen voort uit persoonlijke relaties en de verhouding verandert over de tijd. Een kind geef je steeds iets meer autonomie. Dat gebeurt met vallen en opstaan. Het is een doorlopende wisselwerking tussen ouder en kind; tussen gezagsdrager en ‘ondergeschikte’. Soms even een stap terug om daarna twee stappen vooruit te zetten. Geïnstitutionaliseerde machtsverhoudingen daarentegen zijn schriftelijk vastgelegd en dus per definitie rigide. Een tweede verschil met natuurlijke machtsverhoudingen is de afstand tussen de bedenker en de uitvoerder van dwang. Bij een natuurlijke verhouding is de bedenker in de regel ook uitvoerder. Ík wil het Ipad gebruik van mijn zoon beperken; ík leg de Ipad in de kast. Bij geïnstitutionaliseerde dwang is de uitvoerder zelden de bedenker. Die gezellige man bij het UWV, die tegen mijn vader zegt dat hij moet solliciteren, heeft deze regel niet zelf bedacht. Hij verschuilt zich achter het UWV en deze op haar beurt achter Den Haag. Gebureaucratiseerde dwang tegenover persoonlijke dwang.
Terug naar Saskia. Mijn taak als begeleider is zorgen dat ze wél naar dagbesteding gaat, wél haar kamer schoonmaakt en wél even reageert op het appje van haar moeder. Dat is namelijk in háár belang. Hoe ik dat weet? Ervaring! Ik ken haar al ruim 10 jaar. Soms ‘dwing’ ik haar. Niet met een pistool tegen haar hoofd maar op een vriendelijke manier. Dit lukt meestal vanwege onze natuurlijke machtsverhouding. Een verhouding die vele malen complexer is dan die in een ouder-kind relatie en die bovendien met zorg gecultiveerd wordt. Hoe? Door het opbouwen en onderhouden van een vertrouwensrelatie. Dat is ingewikkeld en tijdrovend. Niet voor niets heeft een begeleider gehandicaptenzorg vier jaar gestudeerd. Werken in de gehandicaptenzorg betekent continu balanceren tussen autonomie en dwang. Het is de essentie van het werk van duizenden zorgprofessionals. Met de nieuwe wet wordt de bestaande, met zorg gekweekte, natuurlijke machtsverhouding een kille geïnstitutionaliseerde machtsverhouding. Cliënten krijgen straks uitsluitend zorg die is vastgelegd in het zorgplan en waarover dus expliciet overeenstemming is. Rigide zorg dus, waarbij dwangmaatregelen niet langer worden uitgevoerd door de bedenker.
Willen we gedwongen zorg zo veel mogelijk beperken dan moeten we niet investeren in wetten maar in mensen. Nu is iedere vorm van dwang nog een bewuste afweging binnen een menselijke relatie; binnen de relatie tussen zorgprofessional en cliënt. Door de nieuwe wet bureaucratiseren we dwang en verdwijnt de menselijke afweging en nuanceringen. De directe wisselwerking verdwijnt. Dwang wordt gestandaardiseerd. Het wordt uitgevoerd omdat het nu eenmaal zo beschreven staat; zonder zelf nog na te denken. Begeleiders kunnen zich straks, net als de UWV-medewerker, verschuilen achter het systeem. Saskia is niet geholpen met deze nieuwe wet. Wat als Saskia zich ooit eenzaam en gedeprimeerd op een vervuilde kamer van het leven beroofd? Verschuilen wij ons dan achter het systeem; achter de wet en achter het zorgplan? Zeggen we dan: ‘wir haben es nicht gewusst‘.