Droomhuis

Mijn droomhuis staat weer te koop. Vraagprijs: zevenhonderdvijftigduizend euro. Bieden vanaf uiteraard. Zes jaar geleden stond hetzelfde huis ook al te koop. Vraagprijs toen: net geen vijf ton. Een stijging van 250 duizend euro! En dat is slechts het verschil in vraagprijs. Wat er destijds, toen je nog een keer rustig kon kijken, nadenken en onderhandelen, daadwerkelijk voor betaald is weet ik niet. Wat de gek er nu voor geeft durf ik ook niet te zeggen. Veel, zoveel is wel zeker. Gekken genoeg immers.  

Wie zijn geschiedenis niet kent is gedoemd haar te herhalen. Op 3 februari 1637 spat voor het eerst, in de beschreven geschiedenis, een economische zeepbel uiteen. Een dag eerder werd voor een tulpenbol, van de paars-witte papegaaitulp, met gemak drieduizend gulden betaald. Voor de duidelijkheid: het gemiddeld jaarinkomen bedroeg destijds niet meer dan honderdvijftig gulden. In bedragen van nu werd er dus zo’n zeven ton betaald voor een bloembol. Zeven honderdduizend euro! Dat moest dus wel fout gaan. En zo geschiedde op 3 februari 1637. Pang!, weg zeepbel.       

Maakt u zich vooral geen zorgen‘, roepen makelaren, banken en economen. Een woning is een investering, geen zeepbel. Er is simpelweg meer vraag dan aanbod, en dus stijgen de prijzen. Niets aan de hand. Een simpele economische wetmatigheid. Lariekoek natuurlijk! De prijs van tulpenbollen werd ook gedreven door vraag en aanbod. En dat was wel degelijk een zeepbel. Wat maakt een zeepbel een zeepbel? Antwoord: een zeepbel ontstaat wanneer de prijs van een tulp, huis, of willekeurig ander product, om welke reden dan ook, onrealistisch ver van de intrinsieke waarde komt te liggen. ‘Maar wat is de intrinsieke waarde van een tulp of huis?‘, hoor ik u denken. Met een bosje tulpen verras ik mijn vriendin of fleur ik de woonkamer een weekje op. Hoeveel is dat waard? Vijf euro, tien euro, honderd euro wellicht, maar zeker geen zeven ton! Wat is een huis in de kern waard? Best veel. De intrinsieke waarde van een woning is de optelsom van de gebruikte materialen en manuren en het toekomstig wooncomfort. Hoeveel is dat waard? Geen idee. Het huis van mijn dromen is echter in de laatste zes jaar níét voor ruim tweeëneenhalve ton verbouwd, noch is het wooncomfort plotsklaps met datzelfde bedrag toegenomen. Zoveel is zeker. Wat is er dan wel met tweehonderdvijftigduizend euro toegenomen? Juist, lucht. Het verschil tussen vraagprijs en intrinsieke waarde. De zeepbel wordt dus groter en groter.  

Wat kost het huis van mijn dromen over vier jaar? Een miljoen euro? Hoe groot kan een zeepbel eigenlijk worden voordat het knapt? Goedkope hypothecaire leningen, door de aanhoudend lage renten, blijven voorlopig meer lucht in de zeepbel blazen. En, de honderden miljarden euro’s die de Europese Centrale Bank in de Europese economieën pompt moeten, bij een vrijwel gelijkblijvende inflatie, ook ergens blijven. Waar? In de huizenprijzen wellicht? Ondertussen groeit de zeepbel rustig door. Net als de Nederlandse bevolking overigens; die groeit ook al jaren sneller dan de bouwbedrijven, mede door de stikstof quota, kunnen bijbouwen. De druk op de huizenmarkt neemt steeds verder toe. En de zeepbel? Die groeit en groeit.  

Wie zijn geschiedenis niet kent is gedoemd haar te herhalen, schreef filosoof George Santayana ooit. Kent dan niemand de geschiedenis? Natuurlijk wel. Een huis is echter geen tulp. Dat bosje tulpen kunnen we laten staan; wonen moeten we daarentegen allemaal. We hebben simpelweg geen keus. En dus doen we allemaal vrolijk mee en hopen op het beste. En mijn droomhuis? Ach, ons moestuintje staat inmiddels vol met tulpenbollen… 

Over de auteur

Hugo Trentelman

Reageer

Hugo Trentelman

Get in touch

Quickly communicate covalent niche markets for maintainable sources. Collaboratively harness resource sucking experiences whereas cost effective meta-services.